voorschoot
Uiterlijk
- Geluid: voorschoot (hulp, bestand)
- voor·schoot
vervoeging van |
---|
voorschieten |
voorschoot
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorschieten
- ... dat ik voorschoot.
- ... dat jij voorschoot.
- ... dat hij, zij, het voorschoot.
- ... dat ik voorschoot.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorschoot | voorschoten |
verkleinwoord | voorschootje | voorschootjes |
- (kleding) lap stof die ter bescherming van andere kleding voor de schoot gebonden wordt
- Nu eerst vraagde ik: Lysje, wilt gy my hebben? -- Zy wierd rood tot over de ooren, hield de voorschoot voor de oogen, gaf my een hand, en zeide ja![1]
- Het woord voorschoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorschoot" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Maria Muller. Uit het Hoogduitsch vertaals door J.F.N. te Westzaandam by H. vam Aken en te Amsteldam by J.F. Nieman 1901. In: Vaderlandsche letter-oefeningen of tijdschrift van kunsten en wetenschappen, Van der Kroe, 1802
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be