Naar inhoud springen

kiel

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Kiel


  • kiel
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord kiel kielen
verkleinwoord kieltje kieltjes

[A] de kielm

  1. (scheepvaart) verlenging van de onderzijde van een (zeil)schip die dient om het verlijeren tegen te gaan en het schip een grotere stabiliteit te geven
     Iets meer dan 10 jaar geleden vond de eeuwenoude ceremonie voor het laatst plaats. Het plaatsen van een munt bij de kiel van een te bouwen marineschip. Hiermee wordt geluk en voorspoed voor het vaartuig en de bemanning afgedwongen.[10]
vervoeging van
kielen

[A] kiel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kielen
    • Ik kiel. 
  2. gebiedende wijs van kielen
    • Kiel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kielen
    • Kiel je? 
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord kiel kielen
verkleinwoord kieltje kieltjes

[B] de kielv / m

  1. (kleding) kledingstuk zonder voorsluiting dat het bovenlichaam bedekt en onder landbouwers populair was
[C] enkelvoud meervoud
naamwoord kiel kielen
verkleinwoord kieltje kieltjes

[C] de kielm

  1. (muziekinstrument) wigvormig pennetje waarmee in toetsinstrumenten zoals een klavecimbel, een snaar wordt getokkeld
    • De kiel of plectrum werd vroeger van een ravenpen gemaakt. 
  2. wigvormig uitgegraven sleuf in de bodem
  3. voorwerp dat in een spitse rand toeloopt
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[11]