utisha

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.

Zoeloe (zu)

Sonder kopulatief
Naamval	Enkelvoud	Meervoud
Nominatief	utisha	otisha
Vokatief	tisha	botisha
Lokatief	kutisha	kotisha
Met kopulatief
Nominatief (positief)	ngutisha	ngotisha
Nominatief (negatief)	(k)akungutisha	(k)akungotisha
Met besitskakels: utisha (possessief)

Klas 1a, meervoud: klas 2a

Uitspraak

nie-predikatief: [uˈtˀiːʃa], vokatief: [ˈtˀiːʃa]; lokatief: [kˀuˈtˀiːʃa]; meervoud: [ɔːˈtˀiːʃa], vokatief: [ɓɔˈtˀiːʃa]; lokatief: [kˀɔːˈtˀiːʃa]

predikatief: positief: [ŋguˈtˀiːʃa], meervoud: [ŋgɔːˈtˀiːʃa]; negatief: [(kˀ)akˀuŋguˈtˀiːʃa], meervoud: [(kˀ)akˀuŋgɔːˈtˀiːʃa]

Selfstandige naamwoord

Betekenisse

Sinonieme

uthishela, umfundisi

Afleiding

< Engels "teacher" onderwyser.

Ontsluit van "https://af.wiktionary.org/w/index.php?title=utisha&oldid=183537"

Woorde in Zoeloe